Op 1 november 2007 verdwijnt de 59-jarige Tineke Verhagen nadat zij samen met haar zoon Marco, die lijdt aan schizofrenie, een bezoek brengt aan GGZ-instelling Parnassia. Vier dagen later wordt haar lichaam aangetroffen in een ondiepe sloot in de nabijgelegen Puinduinen. Aanvankelijk concludeert de schouwarts dat het om zelfmoord gaat. Maar wanneer er binnen een jaar nog drie lichamen worden gevonden in of rondom het Parnassiaterrein, ontstaat er twijfel. Tinekes lichaam wordt opgegraven en opnieuw onderzocht. De politie stelt vast dat natuurlijk overlijden uitgesloten is, maar sluit noch suïcide, noch een ongeval of misdrijf uit. Er komt zelfs een verdachte in beeld en de politie wil inzage in medische dossiers, die mogelijk cruciale informatie bevatten. Toch blijven die dossiers gesloten. In de podcast ‘Ik heb levenslang’ van KRO-NCRV spreekt Martin Buijsen, hoogleraar Gezondheidsrecht aan Erasmus School of Law, over het medisch beroepsgeheim. Want hoe zit het met het medisch beroepsgeheim als de politie informatie wil om een moord op te lossen?
Het medisch beroepsgeheim
Het medisch beroepsgeheim is een fundamenteel principe in de gezondheidszorg. Artsen en andere zorgverleners in medische beroepen hebben de wettelijke plicht om vertrouwelijke informatie over hun patiënten geheim te houden. Deze verplichting is verankerd in de Wet Big. Volgens Buijsen omschrijft de wet het begrip beroepsgeheim vrij ruim. In ‘Ik heb levenslang’ legt hij uit: “Als je het beroepsgeheim met opzet schendt, dan is dat een strafbaar feit.” Strafrechtelijke vervolging is echter alleen mogelijk als degene op wie het geheim betrekking heeft aangifte doet. Het betreft namelijk een zogenaamd klachtdelict. Buijsen vervolgt: “Maar je kunt ook voor de tuchtrechter gedaagd worden wanneer je het beroepsgeheim schendt. Hoewel de wet er niet veel over zegt, wordt omgang met het beroepsgeheim voornamelijk ingevuld door beroepsnormen.”
Vormt het beroepsgeheim een belemmering?
In het onderzoek naar de moorden rond GGZ-instelling Parnassia kwam uiteindelijk een verdachte in beeld. Toen de politie het medisch dossier van deze verdachte in wilde zien, beriep de GGZ-instelling zich op het medisch beroepsgeheim. In hoger beroep werd beslist dat de gegevens inderdaad niet mochten worden ingezien. Maar weegt het beroepsgeheim zwaarder dan het belang van waarheidsvinding? In de podcast vertelt Buijsen: “Het medisch beroepsgeheim is eigenlijk zo oud als het meesterberoep zelf en gaat dus al duizenden jaren terug. Het idee achter het medisch beroepsgeheim is dat je onbelemmerde toegang tot medische bijstand moet hebben als je hulpbehoevend bent. De gedachte is dat als een arts die informatie zomaar deelt met derde partijen, een hulpbehoevende minder snel genegen is om zich tot een arts te wenden.”
Zwijgrecht en verschoningsrecht
Ter illustratie schets Buijsen in ‘Ik heb levenslang’ de volgende situatie: “Als arts kan ik te maken hebben met iemand die zich tot mij wendt met een schotwond. Ik kan dan het vermoeden hebben dat hij die wond heeft opgelopen bij het plegen van een strafbaar feit. Moet ik spreken, moet ik de politie verwittigen of moet ik zwijgen en vasthouden aan mijn beroepsgeheim?”
Het medisch beroepsgeheim omvat zowel een zwijgplicht als een verschoningsrecht. De zwijgplicht houdt in dat een arts vertrouwelijke informatie over een patiënt niet mag delen. Alles wat tijdens het werk over de patiënt bekend wordt, moet strikt geheim blijven. Het verschoningsrecht geeft artsen daarnaast het recht om tegenover politie en justitie te zwijgen, juist ter bescherming van dat beroepsgeheim. Toch kunnen er situaties ontstaan waarin het medisch beroepsgeheim wringt. Buijsen legt uit dat het beroepsgeheim voorschrijft dat een arts moet zwijgen wanneer hij de wetenschap heeft dat een patiënt een strafbaar feit heeft gepleegd, maar er geen aanwijzingen zijn dat er verder een gevaarzettende situatie gaat ontstaan. Hij vertelt in de podcast: “Maar zodra een arts het idee heeft dat hij een patiënt wel kan behandelen, maar de gezondheid van de patiënt of van derden daardoor in gevaar kan komen, ontstaat er een gewetenskwestie. Wanneer het dan zo is dat je min of meer de zekerheid hebt dat je door te spreken die gezondheidsschade kan voorkomen, dan verplicht de medische moraliteit je eigenlijk tot het doorbreken van het medisch beroepsgeheim. Dat is dan gerechtvaardigd.”
De grenzen van het beroepsgeheim
Buijsen bespreekt ook situaties waarin de politie mogelijk een arts benadert met de vraag of een van zijn patiënten betrokken is bij een misdrijf. Hoewel artsen in principe vast moeten houden aan hun beroepsgeheim, kunnen er uitzonderingen zijn. Volgens Buijsen zijn er geen gevallen waarin het beroepsgeheim zomaar wordt opgeheven voor reguliere opsporingsdoelen. In principe moet een arts zwijgen, zelfs als de politie vermoedt dat een patiënt betrokken is bij een strafbaar feit. “Een arts heeft vast te houden aan zijn beroepsgeheim en dat is in redelijk gedetailleerde regels vastgelegd.” Dit betekent echter niet dat er geen ruimte is voor doorbreking van het beroepsgeheim, maar dit kan alleen gebeuren onder zeer strikte voorwaarden. Zo kan een arts het beroepsgeheim doorbreken als er een conflict van plichten ontstaat, bijvoorbeeld wanneer het belang van de gezondheid van de patiënt of anderen zwaarwegender is dan het zwijgen. In zulke gevallen zal de arts zorgvuldig moeten afwegen of het noodzakelijk is om de geheimhouding op te geven om ernstige schade te voorkomen.
- Professor
- Meer informatie
Meer weten over de moorden en het medisch beroepsgeheim? Luister de aflevering van 'Ik heb levenslang' !
De rechtbank Midden-Nederland heeft onlangs geoordeeld dat ggz-hulpverleners verplicht mogen worden om cliëntgegevens te delen met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in het kader van zogeheten 'zorgvraagtypering', onderdeel van het zogenoemde zorgprestatiemodel. Een groep ggz-cliënten en belangenorganisaties had de zaak aangespannen omdat zij vonden dat deze verplichte gegevensverstrekking inbreuk maakt op hun privacy en het medisch beroepsgeheim van hulpverleners ondermijnt. De rechter wees de vordering echter af en stelde dat het beroepsgeheim in dit geval niet geschonden wordt en in het licht van het algemeen belang beperkt mag worden. De uitspraak heeft tot kritiek geleid, onder andere van Buijsen. Volgens hem miskent de rechtbank de aard en functie van het medisch beroepsgeheim, dat niet louter een wettelijk recht, maar een diepgewortelde morele plicht van zorgverleners is. Door informatie die in vertrouwen gedeeld wordt toch voor andere doeleinden te gebruiken, zoals beleidsvorming of toezicht, komt volgens Buijsen de vertrouwensrelatie tussen hulpverlener en patiënt onder druk te staan. Meer weten? Lees het van Buijsen.